Checklist of the Collembola: Hypogastrura viatica (Hexapoda: Collembola) op een tijdelijke plas in het Uilenbos (Hove, België) |
Abstract
Hypogastrura viatica was found in large numbers on the watersurface of a temporary pool in the 'Uilenbos' forest (Hove, Belgium).
Sleutelwoorden: Collembola, aggregatie, België
Het Uilenbos is een eikenbos met aan de bosrand bijmenging van
berk en lijsterbes.
Het heeft een rijke flora gekenmerkt door bosplanten eigen aan oude bossen:
muskuskruid (Adoxa mossachatellina), gele dovenetel (Lamium galeobdolon),
gevlekte aronskelk (Arum maculatum) en bosplanten kenmerkend
voor recent bos zoals knopig helmkruid (Scrophularia nodosa)
en hondsdraf (Glechoma hederacea).
Het bos bevindt zich in een vallei en wordt omgeven door enkele beken.
Ordo Poduromorpha Börner, 1913 | ||||||||
Familia Hypogastruridae Börner, 1906 | ||||||||
Hypogastrura Bourlet, 1839 viatica (Tullberg, 1872:50) Linnaniemi, 1911 | ||||||||
Land | Regio | Plaats | UTM | Datum | Aantal | Legit | Determinator | Collectie |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
BE1 | Ant2 | Hove | FS06 | 1998.04.18 | 10e3 | De Boey B | Jacobs W | RUCA4 Jacobs W |
BE | Ant | Hove | FS06 | 1998.04.18 | 12e | De Boey B | Jacobs W | KAVE Janssens F |
Aggregatie van een groot aantal exemplaren Collembola is een spectaculair
fenomeen dat regelmatig voorkomt bij Hypogastruridae.
Zie bvb. ook het recent 'massa optreden' van Hypogastrura ripperi in Lethbridge, Canada (Janssens (1997)).
Over de ecologie van Hypogastrura viatica en het voorkomen in grote
aantallen is slechts weinig gekend. Zettel & Zettel (1994) hebben
daarentegen de levenscyclus en het massaal voorkomen van Ceratophysella
sigillata uitvoerig en zeer grondig beschreven. Hieronder volgt dan een
samenvatting van de relevante delen uit deze studie zodat het fenomeen beter begrepen kan
worden.
De Ceratophysella sigillata populatie is het grootste deel van de tijd in ruimtelijk afgescheiden kolonies verdeeld. In zijn postembryonaal leven verandert elk individu qua morfologie en bouw volgens vier verschillende verschijningsvormen (morfen). Die volgen elkaar op in een vaste volgorde en op vaste tijdstippen van het jaar. Elke verandering gaat gepaard met een vervelling. De twee eerste morfen, A en B, leven aan de oppervlakte van de bodem of de sneeuw. In deze stadia voeden ze zich. In de twee volgende stadia leven ze in de strooisellaag en voeden zich niet. De laatste vorm plant zich voort.
De vervellingen om van de ene vorm naar de andere vorm over te gaan zijn binnen een kolonie gesynchroniseerd. Ceratophysella sigillata leeft twee jaar lang en sexueel actieve dieren vervellen na het eerste jaar naar vorm B (voedend en oppervlakte levend stadium). In het begin van het jaar bestaan de meeste kolonies dus uit pas uitgekomen individuen van vorm A en eenjarige individuen van vorm B. Het is op dit moment dat Ceratophysella sigillata massaal kan voorkomen, door het tegelijkertijd uitkomen van alle eieren in een kolonie en samen met de eenjarige individuen.
Het aggregatie fenomeen bij Hypogastrura viatica kan ons insziens op dezelfde wijze verklaard worden, nl. door het kolonievoorkomen van de soort en het synchroon uitkomen van eieren na een vochtige periode.